Vermeden energieproductie bij verbranding in LCA

In een levenscyclusanalyse (LCA) wordt naar de milieubelasting van zowel de grondstoffenwinning, de productie, de gebruiksfase en de afvalfase gekeken. Er zijn verschillende methodes om een levenscyclusanalyse uit te voeren. In Nederland zijn de Bepalingsmethode en Nationale Milieudatabase van Stichting Bouwkwaliteit (SBK) voor bouwproducten gangbaar. Als in dat kader producten worden verbrand met energieterugwinning dan wordt gerekend met ‘vermeden energieopwekking’. Deze vermeden energieopwekking, is gebaseerd op de huidige energieproductiemix die grotendeels is gebaseerd op fossiele brandstoffen. Daarbinnen is steenkool de belangrijkste bron van energie. Bij de berekening van de vermeden energieproductie door verbranding van biobased producten (biomassa) aan het einde van hun levensduur worden relatief hoge vermeden milieulasten toegekend, onafhankelijk van de levensduur van deze producten.

Een meer realistische benadering bij einde-levensduur

Als we kijken naar een fictief product dat bijvoorbeeld na 25 jaar gebruik bij einde-levensduur wordt verbrand, dan is het zeer waarschijnlijk dat de energieproductiemix is veranderd in die 25 jaar. In de huidige Nederlandse energiemix is ongeveer 5% hernieuwbaar, terwijl beleidsdoelen streven naar 14% hernieuwbare energie in 2020 . Dit zou betekenen dat onjuiste vermeden milieuimpact wordt toegekend, omdat de levensduur van het product niet in aanmerking wordt genomen.

Dan rijst de vraag wat te gebruiken als toekomstscenario voor verschillende levensduren:

  • Men kan een scenario nemen gebaseerd op beleidsdoelstellingen, en gebruik maken van de verwachte cijfers om de toekomstige energiemix te bepalen.
  • Een andere oplossing kan zijn om de huidige ontwikkelingen van duurzame energie lineair te extrapoleren, als men het erover eens is dat beleidsdoelen waarschijnlijk niet worden gehaald.
  • Een andere oplossing kan zelfs een geheel ander scenario zijn, waarin olie en kolen zo goedkoop zijn geworden dat de business case voor duurzame energie niet kan worden gemaakt, waarbij we het stopzetten van investeren in duurzame energie als (worst case) uitgangspunt nemen.

Alle opties vereisen een deskundig oordeel om te bepalen wat in de toekomst het meest realistisch zal zijn en welk scenario moet worden toegepast in welke LCA.

Aan de andere kant is het de vraag of  verbranden van biomassa wel leidt tot het uitsparen van de gemiddelde energie-mix, omdat biomassa naar verwachting wordt gebruikt in verbrandingsovens. Daarmee wordt juist het gebruik van steenkool en andere fossiele brandstoffen vermeden.

Conclusie

De VLCA vindt dat wanneer de huidige Bepalingsmethode (Versie 2.0, Definitief, November 2014) wordt gevolgd, de vermeden energieproductie niet goed wordt berekend. Er wordt immers geen rekening gehouden met de werkelijke besparing en de veranderde toekomstige energiemix bij afdanking aan het einde van de levensduur van een product.
Wij zijn van mening dat een meer robuuste methode door de LCA gemeenschap moet worden vastgesteld. Deze nieuwe methode zou ook moeten kijken naar de praktijk buiten Nederland. Dit vraagt om een integrale en internationale aanpak.
Dit zal worden opgepakt bij het aanpassen van de EN 15804 aan de PEF methode. Tot die tijd stelt de VLCA voor om in de SBK methode de manier waarop verbranding moet worden berekend aan te passen.

Wijziging in SBK bepalingsmethode en database

In een nog te publiceren wijzigingsblad bij de SBK bepalingsmethode is het voorstel van de VLCA doorgevoerd. Bij de berekening van de verbranding van materialen moet men niet de huidige energiemix als uitgangspunt nemen, maar een toekomstscenario van de energiemix. Het nieuwe toekomstscenario benadert de werkelijk uitgespaarde energiemix naar verwachting beter dan de vorige manier van berekenen. Het toekomstscenario moet alleen worden toegepast voor afval na module A5. Van A1 t/m A5 wordt de huidige energiemix nog gehanteerd.
In de NMD processendatabase ten behoeve van NMD 2.0 is deze wijziging al doorgevoerd.

Het gekozen scenario is gebaseerd op de gegevens van Monitweb, de openbare versie van het door ECN Beleidsstudies ontwikkelde MONIT-systeem, waarin ook toekomstscenario’s worden gepresenteerd. Monitweb hanteert twee toekomstscenario’s: vastgesteld beleid en voorgenomen beleid. De uitgangspunten voor de nieuwe versie van de SBK methode zijn:

  • Gebaseerd op vastgesteld beleid
  • Referentiejaar 2030